Onze stadsarcheoloog

Jan Wessels

 

De familie Wessels woont vanaf  1735 in Gennep, maar Jan Wessels (67) is in Amsterdam geboren. Zijn vader was ambtenaar en werd kort voor zijn geboorte naar de hoofdstad overgeplaatst. Op zijn 14de jaar begint Jan met het verzamelen van an­sichtkaarten en topografische kaarten van Gen­nep. Het geld daarvoor verdient hij met krantenwij­ken en timmerklussen.  Hij zoekt in oude winkeltjes en antiquariaten naar prenten van Gennep en op het Waterlooplein koopt hij Delfts-blauwe tegeltjes.

Genneps  levenswerk

Als Jan 17 jaar is keert de familie Wessels terug naar Gennep. Na zijn MTS-opleiding werktuigbouw  in Nijmegen gaat hij werken bij Page (Papierfabriek Gennep). Eerst op de tekenkamer en vanaf 1979 in de ploegendienst van de fabricage .Dat is weliswaar ver onder zijn opleidingsniveau, maar het verdient goed en wat voor Jan nog belangrijker is: hij krijgt veel vrije tijd. Die tijd benut Jan door bij te verdienen in de bouw (stucwerk en tegelzetten), om met dat extra geld zijn verzameling kaarten, tegeltjes en andere histori­sche spullen uit te kunnen bouwen. De stap naar de archeologie wordt gezet als hij in 1979 een afgebran­de woning in de oude stadskern van Gennep koopt en dit pand van de grond af restaureert met de oorspron­kelijke materialen. “Hieronder zitten gewelfkelders, die zaten toen helemaal vol. Die ben ik uit gaan graven en toen vond ik aardewerk, munten, musketkogels, een pispot. lk heb alles gezeefd, want al het histori­sche spul moest in het huis blijven.” Een paar jaar later wordt in Gennep het slachthuis gesloopt waar dezelfde tegels in liggen als die in het huis van Jan. Hij krijgt toestemming van de gemeente om die tegel­tjes er uit te halen voor de restauratie van zijn eigen pand. “Twee weken later staat Harrie Verscharen hier op de stoep: ‘lk hoor dat jij die tegels er uit hebt gesla­gen, maar er moet eerst nog archeologisch onderzoek plaatsvinden!’ Dat wist ik niet, ik had de goedkeuring van de gemeente gekregen. lk heb Harrie het aarde­werk laten zien dat ik er had gevonden en heb hem toen geholpen met het intekenen van het spul. Daarna ben ik regelmatig met Harrie mee geweest. Dan lie­pen we over akkers. Dat was ontspannend. lk heb van hem geleerd waar ik naar moest kijken. Want de eer­ste keer zag ik helemaal niks, vuursteen herkende ik niet. Zo ben ik er in 1982 ingerold.” In 1989 wordt Jan lid van de AWN en in 1990 doet hij voor het eerst mee aan een officiële opgraving, samen met Sjaak Mooren van de ROB.
Vanaf dat moment is Jan betrokken bij vele archeolo­gische opgravingen in Gennep en omgeving, vaak met vaste piepmaatjes Marc de Groot en Joy de Jong. Zijn vaardigheden als technisch tekenaar komen daarbij goed van pas. In een juridische strijd met de gemeente zet hij zich met succes in voor het behoud van historische panden en gevels in Gennep. De diepgewortelde stamboom is een onmiskenbare drijf­veer achter Jan zijn energieke tochten in de Gennep­se geschiedenis en de archeologie. Maar er is meer. “Je hoopt iets moois te vinden. Het is de kick dat je iets vindt. lk ben geen muntenman, maar veel meer van het aardewerk en het glas. En als we hier een fundering vinden, dan kan ik uren bezig zijn om die vrij te borstelen en dan op schaal in te tekenen. Dat vind ik prachtig.” Jan vindt het belangrijk dat iedereen weet wat er wordt gevonden. Een website op internet, Het Petershuis Museum en de Archeologische Kring Gen­nep in het oude stadhuis maken dat mogelijk en daar­ voor levert Jan een actieve inbreng. “Wat wij hier uit de grond halen is niet van mij, dat is van de Gennep­se gemeenschap. Ook het spul dat ik in mijn eigen kelder heb gevonden is van de gemeenschap. lk zal dat ook niet verkopen. Alles is geregistreerd en als ik een keer mocht omvallen dan zijn er duidelijke afspra­ken gemaakt over wat er mee moet gebeuren.” In 1998 sluit Page en gaat Jan naar Parenco, de papier­fabriek in Renkum, totdat hij in 201O vanwege knie­klachten moet stoppen met werken. Maar met het verzamelen, restaureren en in beeld brengen van de Gennepse historie gaat Jan onvermoeibaar verder.

Hollandse noppenroemer

Jans mooiste vondst is een 17de eeuwse Hollandse noppenroemer, afkomstig uit de beerput van het oudste huis van Gennep. De roemer is 25 cm hoog en 13 cm in doorsnee. In de roemer zijn de wapens van de 7 Provinciën zichtbaar en is het jaartal 1646 ge­graveerd. “Toen ik hem vond, onder in de beerput op 2 meter diepte, zag ik alleen maar stukjes glas. lk heb 2,5 kuub gezeefd om alle stukjes er uit te kunnen halen. Pas toen ik een specialist in Amsterdam naar de losse stukjes had laten kijken, bleek dat het een heel bijzonder ding was. Twee jaar na de vondst heb ik op aanwijzingen van die specialist de roemer zelf in elkaar gezet, want eerder durfde ik dat niet te doen.” Voor zover bekend is dit een uniek exemplaar. Een vergelijkbare, gave roemer staat in het Rijksmuseum in Amsterdam, maar daar staat geen jaartal op.

Pinakelhuis, oudste pand van Gennep

 

“Het pand waarin ik hem heb gevonden heb ik altijd willen kopen. lk ben er al van 1974 mee bezig ge­weest. Het is het oudste pand van Gennep en het enige pand dat is overgebleven na de grote stads­brand van 1597. We vermoeden dat Frederik Hendrik er in heeft gezeten gezien de rijke glasvondsten, de schouwpilaster van een Griekse godin en de originele haardplaat.”

Het pand is van een bouwval gereno­veerd tot twee bejaardenwoningen. Jan zorgde ervoor dat hierbij zoveel mogelijk originele materialen konden worden gebruikt. Tijdens de renovatie door de woning­ bouwvereniging is gedurende twee jaar alle grond rondom het pand tot twee meter diep afgegraven. “Er is niets dat we niet gevonden hebben: aardewerk, munten, pijpenkoppen. Dit pand is wel zo’n beetje mijn levenswerk geweest, samen met mijn eigen pand. Alles wat van dat pand af komt is mijn kindje. Dat glas dus ook. Zoiets moois er uit mogen halen, dat geeft een bijzonder plekje in mijn hart. Dat is het unieke, daarom is dat mijn mooiste vondst.” Zodra het Petershuis Museum over een geschikte vitrine be­schikt zal de roemer daar tentoongesteld worden.